Fysic FB150 Användarmanual

Kategori
Blodtrycksenheter
Typ
Användarmanual
Volautomatische bovenarm
Bloeddrukmeter
Modelnummer: B26/FB150
GEBRUIKERSHANDLEIDING
INHOUDSOPGAVE
1 Inleiding en beoogd gebruik .................................................................................................................. 2
2 Belangrijke informatie over bloeddruk en het meten ervan .................................................................. 3
3 Onderdelen van uw bloeddrukmeter..................................................................................................... 5
4 Uw bloeddrukmeter de eerste keer gebruiken...................................................................................... 6
5 Meetprocedure ...................................................................................................................................... 8
6 Verzorging en onderhoud ................................................................................................................... 14
7 Garantie/service .................................................................................................................................. 14
8 Certificaten .......................................................................................................................................... 14
9 Technische specificaties ..................................................................................................................... 15
10 EMC-verklaring ................................................................................................................................... 15
2
1 Inleiding en beoogd gebruik
Het maakt betrouwbare meting van de systolische en diastolische bloeddruk mogelijk, alsmede van de
polsslag via de oscillometrische methode.
Lees voor gebruik deze gebruikershandleiding zorgvuldig door en bewaar deze op een veilige plaats.
1.1 Onthoud...
Alleen een gezondheidszorgprofessional is bevoegd om bloeddrukmetingen te interpreteren.
Dit apparaat is NIET bedoeld ter vervanging van reguliere medische controles.
De met dit apparaat verkregen bloeddrukwaarden moeten worden geverifieerd voordat er medicatie
wordt voorgeschreven of aangepast die worden gebruikt om hypertensie onder controle te houden.
In geen geval mag U de dosering van de door uw arts voorgeschreven medicatie wijzigen.
Deze bloeddrukmeter is uitsluitend bedoeld voor gebruik door volwassenen. Raadpleeg een arts
voordat u dit apparaat bij een kind gebruikt.
In geval van onregelmatige hartslag mogen metingen die met dit apparaat zijn verricht alleen
worden geëvalueerd na overleg met een arts.
Het apparaat, inclusief accessoires, moet na het bereiken van de levenscyclus worden verwerkt in
overeenstemming met de plaatselijke voorschriften.
1.2 Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen
Waarschuwing:
Het gebruik van accessoires welke niet door de fabrikant van de apparatuur zijn
gespecificeerd of geleverd, kan de elektromagnetische straling verhogen of
verlagen, hetgeen tot storingen kan leiden
Waarschuwing:
Het is mogelijk dat het apparaat niet de gespecificeerde meetnauwkeurigheid levert
als het wordt gebruikt of opgeslagen bij temperaturen of vochtigheidscondities
welke buiten de in het in deze gebruikershandleiding hoofdstuk Technische
specificaties liggen.
Waarschuwing: De aparte netstroomadapter die bedoeld is om de USB-interface van de
bloeddrukmeter aan te sluiten, is niet beoordeeld volgens IEC 60601-1. De
veiligheid van het apparaat moet opnieuw worden beoordeeld wanneer het wordt
gevoed door een afzonderlijke netadapter.
Waarschuwing: De gebruiker moet controleren of het apparaat veilig functioneert en of deze in
goede staat verkeert alvorens deze te gebruiken.
Waarschuwing:
Het apparaat is niet geschikt voor gebruik in aanwezigheid van ontvlambare
anesthesiemengsels met lucht, zuurstof of lachgas.
Waarschuwing:
De patiënt is een beoogd bediener. De bloeddruk- en polsdrukmetingen kunnen
veilig door de patiënt worden gebruikt. De routinematige reiniging en het
verwisselen van de batterijen kan door de patiënt worden uitgevoerd.
Waarschuwing:
Dit apparaat kan niet samen met hoogfrequente chirurgische apparatuur worden
gebruikt.
Waarschuwing:
Gebruik van netadapters
1. Adapter: invoer 100-240 V, 50/60 Hz; uitvoer DC 5 V, 1 A
2. De netadapter dient altijd bereikbaar te zijn. U dient bij plaatsing van het
apparaat altijd rekening te houden met de bereikbaarheid van de netadapter.
3. Niet blootstellen aan waterlekkage, hoge temperaturen, vochtigheid, direct
3
zonlicht en omgevingen met corrosief gas.
Waarschuwing: Te frequente metingen kunnen de PATIËNT letsel toebrengen doordat de
bloedstroom wordt verstoord.
Waarschuwing:
Plaats de manchet niet over wonden.
Waarschuwing: Het onder druk zetten van de MANCHET kan tijdelijk leiden tot functieverlies van
gelijktijdig gebruikte BEWAKINGSAPPARATUUR op hetzelfde ledemaat.
Let op:
Draag de slang niet om uw nek om wurging te voorkomen.
Let op:
Houd dit apparaat uit de buurt van kinderen en huisdieren om schade aan het
apparaat te voorkomen.
Let op:
Het gebruikte materiaal voor de balg en de slangen is latexvrij.
Opgelet:
Zelfmeting betekent controle, geen diagnose of behandeling. Ongewone waarden
moeten altijd met een arts worden besproken. In geen geval mag u de dosering
van medicatie die door een arts is voorgeschreven wijzigen aan de hand van zelf
gemeten waardes.
Opgelet: Het pulsscherm is niet geschikt voor het controleren van de frequentie van
hartpacemakers!
Opgelet: In geval van onregelmatige hartslag mogen metingen die met dit apparaat zijn
verricht alleen worden geëvalueerd na overleg met een arts.
Opmerking: Om de grootst mogelijke nauwkeurigheid van uw bloeddrukmeter te verkrijgen,
wordt aanbevolen het apparaat te gebruiken binnen de gespecificeerde
temperatuur en de relatieve vochtigheid, zoals vermeld in het hoofdstuk
Technische Specificaties.
Opmerking:
De manchet wordt behandeld als het toegepaste onderdeel. Indien u hulp nodig
bent bij de installatie, het gebruik of het onderhoud van het appraat moet u contact
opnemen met de fabrikant.
Opmerking:
Dit apparaat bevat gevoelige elektronische onderdelen. Vermijd sterke elektrische
of elektromagnetische velden in de directe omgeving van het apparaat
(bijvoorbeeld mobiele telefoons, magnetrons, ovens, enz.) tijdens het gebruik. Dit
kan leiden tot onregelmatige resultaten.
Opmerking: Probeer dit apparaat niet zelf te repareren of te onderhouden. Neem in geval van
storingen contact op met de plaatselijke distributeur of de fabrikant.
2 Belangrijke informatie over bloeddruk en het meten ervan
2.1 Hoe ontstaat hoge of lage bloeddruk?
Uw bloeddruk wordt bepaald in de hersenen en past zich aan verschillende situaties aan door
terugkoppeling van het zenuwstelsel. Om de bloeddruk aan te passen, worden de kracht en de snelheid
van het hart (polsdruk) en de breedte van de bloedvaten veranderd. De breedte van de bloedvaten wordt
geregeld door fijne spiertjes in de bloedvatwanden.
Uw bloeddruk verandert periodiek tijdens hartactiviteit: Tijdens de “bloeduitstorting” (systole) is de
waarde het hoogst (systolische bloeddrukwaarde). Aan het einde van de "rustperiode" van het hart
(diastole) is de druk het laagst (diastolische bloeddrukwaarde).
4
2.2 Welke waarden zijn normaal?
Raadpleeg het onderstaande schema (afbeelding 1)
Afbeelding 1
EN
NL
Diastolic blood pressure (mmHg) Diastolische bloeddruk (mmHg)
Severe hypertension Ernstige hypertensie
Moderate hypertension Matige hypertensie
Mild hypertension Lichte hypertensie
High normal value Hoge normale waarde
Normal blood pressure
Normale bloeddruk
Optimal blood pressure (target value)
Optimale bloeddruk (streefwaarde)
Systolic blood pressure (mmHg)
Systolische bloeddruk (mmHg)
Raadpleeg afbeelding 1.1. De verschillende rasters vertegenwoordigen verschillende intervalschalen
van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Bloeddruk
WHO-rasters in apparaat
WHO-classificatie
DIA<80 en SYS<120
1
Optimale bloeddruk
DIA<85 en SYS<130
2
Normale bloeddruk
DIA<90 en SYS<140 3 Hoge normale waarde
DlA<100 en SYS<160 4 Lichte hypertensie
DIA<110 8<SYS<180 5 Matige hypertensie
DIA>= 110 of SYS>= 180 6 Ernstige hypertensie
Afbeelding 1.1
5
3 Onderdelen van uw bloeddrukmeter
3.1 Meeteenheid
Afbeelding 2
EN
NL
Cuff Connector Port
Aansluitpoort manchet
AC Adapter Port
AC-adapterpoort
Afbeelding 3
EN NL
SET INSTELLEN
START/STOP
START/STOP
MEM
GEHEUGEN
LCD DISPLAY
LCD-SCHERM
11
12
6
3.2 De symbolen op het LCD-scherm
1. Systolische bloeddruk
2. Diastolische bloeddruk
3. Symbool voor hartslag (knippert tijdens de
meting) 4. Weergave pols
5. WHO-functie raster
6. Symbool voor gemiddelde waarde
7. Weergave datum/tijd 8. Symbool voor batterij bijna leeg
9. Symbool voor dempen
10. Symbool voor onregelmatige hartslag
11. Symbool voor bewegingsfout 12. GEBRUIKER B
13. GEBRUIKER A 14. Functie zelfcontrole manchet
15. Symbool voor geheugen
3.3 Functies van de B26/FB150
1. Weergave datum/tijd 2. Twee gebruikers: 2x 120 geheugensets
3. Functie gemiddelde waarde
4. Controle onregelmatige hartslag
5. WHO-functie 6. Weergave batterij bijna leeg
7. Ondersteuning voor externe voedingsadapter
8. Automatische uitschakeling
9. Functie zelfcontrole manchet
4 Uw bloeddrukmeter de eerste keer gebruiken
4.1 De batterijen activeren
De batterijen installeren
Gebruik alleen 1,5 V AAA-alkalinebatterijen in dit apparaat.
1. Druk op het haakje aan de onderkant van de batterijklep en verwijder de klep in de richting van de
pijl (afbeelding 4).
2. Plaats 4 stuks AAA-batterijen en zorg dat de + (positieve) en - (negatieve) polen overeenkomen met
de in het batterijcompartiment aangegeven polariteit. Sluit vervolgens de batterijklep. Controleer dat
de batterijklep correct geplaatst is.
Afbeelding 4
7
De batterijen vervangen
Indicator voor bijna lege batterij
1. Wanneer de indicator voor bijna lege batterijen verschijnt, schakelt u de bloeddrukmeter uit en
verwijdert u alle batterijen. Vervangen de batterijen gelijktijdig door 4 stuks nieuwe AAA-batterijen.
Long-life alkaline batterijen worden aanbevolen.
2. Om schade aan de bloeddrukmeter door lekkende batterijvloeistof te voorkomen, dient u de
batterijen te verwijderen als u de bloeddrukmeter een lange periode niet gebruikt (in het algemeen
langer dan 3 maanden). Als er batterijvloeistof in uw ogen komt, onmiddellijk uitspoelen met veel
schoon water. Neem onmiddellijk contact op met een arts.
3. Verwijder het apparaat, de onderdelen en optionele accessoires volgens de geldende plaatselijke
voorschriften. Onrechtmatige verwijdering kan milieuverontreiniging veroorzaken.
4.2 Systeeminstellingen
Nadat u de batterij heeft geplaatst of de bloeddrukmeter op een netvoeding heeft aangesloten, houdt u
de INSTELLEN-toets 3 seconden ingedrukt waarna u kunt beginnen met instellen.
Instellen van de gebruiker:
Druk bij een uitgeschakeld apparaat de SET-toets in voor 1 seconde. Op het display verschijnt A of B.
Door te drukken op de SET-toets kunt u kiezen tussen gebruiker A of B. Om de gebruiker te bevestigen
drukt u op de START/STOP-toets. De display gaat uit. Druk opnieuw op de START/STOP-toets om met
de gekozen gebruiker te starten.
De maand/datum instellen:
De initiële maand/datum is 1/01. Wanneer het maandscherm knippert drukt u herhaaldelijke op de
MEM-toets zodat de maand elke druk 1 maand oploopt. Zodra de juiste maand bereikt is drukt op de
INSTELLEN-toets om te bevestigen. Stel op dezelfde manier de datum in. Druk op de INSTELLEN-
toets om te bevestigen.
De tijd instellen:
Wanneer het urenscherm knippert drukt u herhaaldelijke op de MEM-toets zodat het uur met elke druk
1 uur oploopt. Zodra het juiste uur bereikt is drukt op de INSTELLEN-toets om te bevestigen. Stel op
dezelfde manier de minuten in. Druk op de INSTELLEN-toets om te bevestigen.
Meetgegevens verwijderen:
Wanneer u de gegevens in het geheugen controleert, houdt u de MEM-toets ingedrukt om de
bestaande gebruikersmeetgegevens te wissen.
Opmerking:
Als u besluit alle meetgegevens te wissen, bewaar deze dan op een andere wijze voor het geval u de
meetgegevens enkele dagen later nodig heeft. Het verwijderen van de batterijen heeft geen invloed op
het bewaren van de meetgegevens in het geheugen.
4.3 De manchetslang aansluiten
Steek de manchetslang in de opening aan de linkerkant van de bloeddrukmeter zoals aangegeven door
de markering op de manchet.
8
5 Meetprocedure
5.1 Voor de meting:
Vermijd eten en roken, evenals alle vormen van inspanning vlak voor de meting. Deze factoren
beïnvloeden het meetresultaat. Neem voordat u een meting verricht de tijd om te ontspannen door
ongeveer tien minuten in een stoel te gaan zitten in een rustige omgeving.
Verwijder alle kledingstukken die uw bovenarm nauw omsluiten.
Meet altijd aan dezelfde arm (normaal links).
5.2 De manchet plaatsen
Raadpleeg afbeelding 5
a) Wikkel de manchet om uw linkerbovenarm. De rubberen slang moet zich aan de binnenkant van uw
arm bevinden en omlaag lopen naar uw hand. Zorg dat de manchet ongeveer 2 à 3 cm boven de
elleboog wordt geplaatst. Belangrijk! De op de rand van de manchet (slagadermarkering) moet
op de slagader die langs de binnenzijde van de arm loopt gepositioneerd worden.
b) Om de manchet vast te maken, wikkelt u deze om uw arm en drukt u het klittenband aan.
c) Er moet weinig vrije ruimte zijn tussen uw arm en de manchet. U moet 2 vingers tussen uw arm en
de manchet kunnen steken. Manchetten die niet goed geplaats zijn resulteren in valse meetwaarden.
Meet uw armomtrek als u niet zeker bent van de juiste pasvorm.
d) Leg uw arm op een tafel (palm naar bovengericht) zodat de manchet zich op dezelfde hoogte als uw
hart bevindt. Zorg dat de slang niet geknikt is.
Afbeelding 5
9
5.3 Meetprocedure
Raagpleeg afbeelding 6
1. Ga zitten in een stoel en plaats uw voeten vlak op de vloer.
2. Selecteer uw gebruikers-ID (A of B) en druk op de START/STOP-toets.
3. Strek uw arm naar voren op de tafel en blijf ontspannen, waarbij de palm van uw hand naar boven is
gedraaid. Zorg dat de arm de juiste positie heeft, om lichaamsbeweging te voorkomen. Blijf stil zitten
en praat of beweeg niet tijdens de meting. Nadat de manchet op de juiste wijze op de arm is
geplaatst en op de bloeddrukmeter is aangesloten, kan de meting beginnen:
a) Druk op de START/STOP-toets. De pomp begint de manchet op te blazen. Op het scherm wordt
voortdurend de toenemende manchetdruk weergegeven.
b) Nadat automatisch een individuele druk is bereikt, stopt de pomp en daalt de druk langzaam. De
manchetdruk wordt tijdens de meting weergegeven.
c) Wanneer het apparaat uw polsdruk heeft gedetecteerd, zal het hartsymbool op het scherm
knipperen.
d) Wanneer de meting is voltooid, worden de gemeten systolische en diastolische bloeddruk, alsmede
de polsdruk weergegeven.
e) De meetresultaten worden weergegeven totdat u het apparaat uitschakelt. Het apparaat schakelt
automatisch uit als er gedurende 60 seconden geen toets wordt ingedrukt.
f) Symbool zelfcontrole manchet ( )
Het symbool manchet correct ( ) wordt weergegeven als de manchet correct geplaatst is, anders
wordt het synbool manchet verkeerd ( ) weergegeven. Controleer de manchet opnieuw als het
symbool manchet verkeerd ( )bwordt weergegeven.
g) Symbool bewegingsfout ( )
Het symbool bewegingsfout ( ) wordt weergegeven als u uw lichaam beweegt tijdens de meting.
Verwijder de manchet en wacht 2-3 minuten. Doe de manchet weer om en meet opnieuw.
OPMERKING:
Positie van de patiënt:
1) Zittend. 2) Benen niet gekruist.
3) Voeten vlak op de vloer.
4) Rug en arm ondersteund.
5) Midden van de MANCHET ter hoogte van de
rechteratrium van het hart.
10
Afbeelding 6
EN
NL
Please sit vertically and relax your body
Ga rechtop zitten en ontspan uw lichaam.
Height difference between the table and the chair
20-30cm
Hoogteverschil tussen de tafel en de stoel 20-30
cm.
Height to chair 20-35cm Hoogte tot stoel 20-35 cm.
Upper arm is not covered or pressed by gusset Bovenarm wordt niet bedekt of ingedrukt door de
manchet.
Cuff and the heart are at the same level De manchet en het hart bevinden zicht op
dezelfde hoogte.
Relax the hand and palm is upwards Ontspan uw hand en de palm is naar boven
gericht.
5.4 Onregelmatige hartslagdetector
Het symbool geeft aan dat tijdens de meting bepaalde onregelmatigheden in de polsdruk zijn
geconstateerd.
In dat geval kan het resultaat afwijkt van uw normale basisbloeddruk. Herhaal dan de meting.
Contacteer uw arts als het symbool voor onregelmatige hartslag vaker verschijnt.
Dit apparaat is een oscillometrische bloeddrukmeter die tijdens de meting ook de polsfrequentie
analyseert. Dit apparaat is klinisch getest.
Als zich tijdens de meting onregelmatigheden in de hartslag voordoen, wordt na de meting het symbool
voor onregelmatige hartslag weergegeven. Als het symbool vaker verschijnt (bijvoorbeeld meerdere
keren per week bij metingen die dagelijks worden uitgevoerd) of als het plotseling vaker dan gewoonlijk
verschijnt, raden wij de patiënt aan een arts te raadplegen. Het apparaat is niet ter vervanging van een
hartonderzoek, maar dient om onregelmatigheden van de polsdruk in een vroeg stadium te detecteren.
11
5.5 Foutmeldingen
Het volgende symbool verschijnt op het scherm bij een abnormale meting
SYMBOOL OORZAAK OPLOSSING
Er 1 Sensorfout
Controleer of de pomp werkt. Als de pomp
werkt wordt het probleem veroorzaakt door
een sensorfout. Stuur het apparaat terug
naar de distributeur.
Er 2 De bloeddrukmeter kan de
polsdruk niet detecteren of kan de
bloeddruk niet berekenen
Controleer of de manchet te langzaam
leegloopt. Als deze te langzaam leeg loopt,
controleer dan of de slangaansluiting van
de manchet verstopt zit. Zo ja, reinig de
slang en start de meting opnieuw. Zo nee,
stuur het apparaat terug naar de
distributeur.
Er 3 Meetresultaat is abnormaal
Als dit af en toe gebeurd moet u opnieuw
meten. Als dit altijd gebeurd, stuur het
apparaat terug naar de distributeur.
Er 4 De manchet zit te los of lekt lucht
(kan niet in 15 seconden opblazen
tot 30 mmHg)
Zet de manchet goed vast en zorg dat de
luchtslang goed op het apparaat is
aangesloten.
Er 5 De luchtslang is geplooid Corrigeer de luchtslang en voer de meting
opnieuw uit.
Er 6 De sensor registreert grote
drukschommelingen.
Blijf stil zitten en beweeg niet.
Er 7
De druk die de sensor waarneemt
ligt boven de limiet
Stuur het appparaat terug naar de
distributeur.
Er 8 De demarcatie is onjuist of het
apparaat is niet gedemarceerd. Stuur het appparaat terug naar de
distributeur.
Probleemoplossing
Probleem Controleer Oorzaken en oplossingen
Geen stroom Of de batterij niet leeg is Vervang door een nieuwe
batterij
Of de polariteit goed is
Batterijen opnieuw plaatsen met
de juiste polariteit richting
Geen inflatie Of de plug juist is ingestoken Sluit de plug goed aan op de
luchtaansluiting
Of de plug defect is of lekt Verwissel voor een nieuw
manchet
Err en stopt met werken
Of de arm is bewogen bij het
opblazen van de manchet
Houd het lichaam rustig
Controleer of het praten icoontje
aan is Blijf tijdens het meten stil zitten
zonder te praten
12
De manchet is lek Of de manchet te los zit Wikkel de manchet steving om
Of de manchet defect is Verwissel voor een nieuwe
manchet
Neem contact op met de distributeur als u het probleem niet kunt oplossen. Demonteer het
apparaat niet zelf!
SYMBOOLBESCHRIJVINGEN
De volgende symbolen kunnen voorkomen in deze gebruikershandleiding, op de digitale bloeddrukmeter
B26/FB150 of op de accessoires ervan. Sommige symbolen staan voor normen en conformiteiten
gerelateerd aan de digitale bloeddrukmeter B26/FB150 en het gebruik ervan.
Gemachtigd vertegenwoordiger in de Europese Gemeenschap
CE-markering: voldoet aan de essentiële vereisten van Richtlijn 93/42/EEG
betreffende medische hulpmiddelen.
Productiedatum.
Fabrikant
Serienummer.
Type BF toegepast onderdeel.
Gelijkstroom.
VERWIJDERING: Gooi dit product niet weg als ongesorteerd huishoudelijk afval.
Dergelijk afval moet afzonderlijk worden ingezameld voor speciale behandeling.
Volg de gebruiksaanwijzing.
Deze kant naar boven.
13
Breekbaar.
Drooghouden.
Beschermen tegen zon.
Klasse ll apparatuur.
Voorzichtig behandelen.
Temperatuurbereik.
Geen sterilisatievereiste.
Niet categorie AP/APG-apparatuur.
Gebruiksmodus: continu.
5.6 Geheugen
Het geheugen van het apparaat bevat ruimten voor het opslaan van 120 sets metingen voor 2
gebruikers, in totaal 240 sets (gebruiker A en B).
De opgeslagen waarden bekijken
Druk op de MEM-toets terwijl het apparaat uitgeschakeld is. Op het scherm wordt eerst gebruiker A
weergegeven en vervolgens een gemiddelde van alle opgeslagen metingen. Opmerking: De metingen
voor elke gebruiker worden gemiddeld en afzonderlijk opgeslagen. Wees er zeker van dat u de metingen
voor de juiste gebruiker bekijkt. Als u nogmaals op de MEM-toets drukt wordt de vorige waarde
weergegeven. Om een bepaalde opgeslagen meting te bekijken, houdt u de MEM-toets ingedrukt om
naar die opgeslagen meting te bladeren.
5.7 Een meting stoppen
Als het nodig is om een bloeddrukmeting om welke reden dan ook te onderbreken (bijvoorbeeld de
patiënt voelt zich onwel), kunt u op elk moment op de START/STOP-toets drukken. Het apparaat
verlaagt vervolgens onmiddellijk automatisch de manchetdruk.
5.8 Een AC-adapter gebruiken
U kunt de bloeddrukmeter ook gebruiken met een CE goedgekeurde AC-adapter (uitvoer 5 V DC, 1A
met micro USB stekker).
a) Controleer of de AC-adapter en de kabel niet beschadigd zijn.
b) Steek de adapterkabel in de AC-adapterpoort aan de rechterkant van de bloeddrukmeter.
c) Steek de adapter in een stopcontact. Als de AC-adapter is aangesloten worden de batterijen niet gebruikt.
Opmerking: Als de AC-adapter is aangesloten op de bloeddrukmeter worden de batterijen niet gebruikt.
Als de stroomvoorziening wordt onderbroken (bijvoorbeeld doordat de AC-adapter per ongeluk uit het
stopcontact wordt verwijderd), moet de bloeddrukmeter worden gereset door de stekker uit het
14
stopcontact te halen en de AC-adapter opnieuw aan te sluiten.
6 Verzorging en onderhoud
Was uw handen na elke meting.
Als een apparaat door verschillende patiënten wordt gebruikt, moet u voor en na elk gebruik de handen
wassen.
a) Stel het apparaat niet bloot aan extreme temperaturen, vochtigheid, stof of direct zonlicht.
b) De manchet bevat een gevoelige luchtdichte balg. Behandel de manchet zorgvuldig en vermijd elke
vorm van spanning door verdraaien of knikken.
c) Reinig het apparaat met een zachte, droge doek. Gebruik geen gas, verdunners of soortgelijke
oplosmiddelen. Vlekken op de manchet kunnen voorzichtig worden verwijderd met een vochtige
doek en zeepwater. De manchet met balg mag niet worden gewassen niet in een vaatwasmachine of
wasmachine en mag niet in water worden ondergedompeld.
d) Behandel de slang voorzichtig. Trek niet aan de slang. Voorkom dat de slang knikt en houd deze
weg van scherpe randen.
e) Laat de bloeddrukmeter niet vallen en behandel deze voorzichtig. Vermijd sterke trillingen.
f) Open nooit de bloeddrukmeter! Hierdoor vervalt de garantie van de fabrikant.
g) Batterijen en elektronische appratuur moeten worden afgevoerd volgens de plaatselijk geldende
voorschriften en niet met het huishoudelijke afval.
7 Garantie/service
Uw bloeddrukmeter heeft een garantie van 24 maanden tegen fabrieksfouten, uitsluitend voor de
oorspronkelijke koper en vanaf de datum van aankoop. De garantie is niet van toepassing op schade
veroorzaakt door ondeskundige behandeling, ongevallen, professioneel gebruik, het niet opvolgen van
de gebruiksaanwijzingen of door wijzigingen die door derden aan het appraat zijn aangebracht.
De garantie geldt alleen voor het hoofdapparaat en de manchet. Alle andere accessoires vallen niet
onder de garantie.
Er zitten geen door de gebruiker te onderhouden onderdelen in. Batterijen of schade door oude
batterijen wordt niet gedekt door de garantie.
8 Certificaten
Apparaatnorm:
Dit apparaat is gemaakt om te voldoen aan de Europese vereisten voor bloeddrukmeters: EN1060-3/IEC
80601-2-30/ISO81060-1/IEC60601-1-11/IEC60601-1
Elektromagnetische compatibiliteit:
Dit apparaat voldoet aan de bepalingen van de internationale norm IEC60601-1-2
De verklaring van overeenstemming is beschikbaar op:
http://DOC.hesdo.com/FB150-DOC.pdf
15
9 Technische specificaties
Model: B26/FB150
Gewicht: 261.3 g (batterijen zijn inbegrepen)
Scherm: 48x65 mm LCD digitaal scherm
Afmetingen: 118x110x52 mm (BxLxH)
Accessoires: 1x hoofdapparaat, 1x manchet, 1x gebruikershandleiding, 4x batterijen AAA
Werkingscondities: Temperatuur: 5 °C tot 40 °C; vochtigheid: 15% tot 93% RV;
Opslag- en transportvoorwaarden: Temperatuur: -
Bereik atmosferische druk: 70 kPa~106 kPa
Meetmethode: oscillometrische druksensor: weerstand
Meetbereik: DIA: 40-130 mmHg; SYS: 60-230 mmHg pols: 40 tot 199 per minuut
Weergavebereik manchetdruk: <300 mmHg
Geheugen: slaat automatisch de laatste 120 metingen op voor 2 gebruikers (totaal 240)
Meetresolutie: 1 mmHg
Nauwkeurigheid: druk binnen ±3 mmHg/pols ± 5 % van de aflezing
Voedingsbron:
a) 4x AAA-batterijen, 1,5 V Alkaline
b) AC-adapter, INVOER 100-240 VAC, 50/60 HZ UITVOER 5 V DC, 1 A
Accessoires: Manchet met groot bereik 22 - 42 cm
Automatisch uitschakelen: 60 seconden
Gebruikers: Volwassenen
10 EMC-verklaring
1) * Dit apparaat vereist speciale voorzorgsmaatregelen met betrekking tot EMC en moet worden
geïnstalleerd en in gebruik worden genomen overeenkomstig de verstrekte EMC-informatie. Dit
apparaat kan worden beïnvloed door draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur.
2) * Gebruik geen mobiele telefoon of andere apparaten die elektromagnetische velden uitzenden, in
de buurt van dit apparaat. Dit kan leiden tot een onjuiste werking van het apparaat.
3) * Let op: het apparaat is uitvoerig getest en gecontroleerd om zeker te zijn van de prestaties en
werking!
4) * Let op: dit apparaat mag niet naast of op andere apparatuur mag worden gebruikt. Indien het
noodzakelijk is om naast of naast andere apparatuur te gebruiken moet dit apparaat worden
geobserveerd om de normale werking ervan te verifiëren in de configuratie waarin het zal worden
gebruikt.
Richtlijnen en verklaring van de fabrikant - elektromagnetische immuniteit
Het apparaat is bestemd voor gebruik in de hieronder gespecificeerde elektromagnetische omgeving.
De klant of de gebruiker van het apparaat is er verantwoordelijk voor dat het in een dergelijke
omgeving wordt gebruikt.
Immuniteitstest Testniveau IEC
60601
Nalevingsniveau Elektromagnetische omgeving -
richtlijnen
16
Elektrostatische
ontlading (ESD)
IEC 61000-4-2
±8 kV contact ±2 kV,
±4 kV, ±8 kV, ±15 kV
lucht
±8 kV contact ±2
kV, ±4 kV, ±8 kV,
±15 kV lucht
De vloer moeten van hout, beton
of keramische tegels zijn. Als de
vloer bedekt is met synthetisch
materiaal, moet de relatieve
vochtigheid minimaal 30%
bedragen.
Elektrische snelle
transiënten en
lawines IEC 61000-
4-4
±2 kV voor
stroomtoevoerlijnen
±1 kV voor invoer-
/uitvoerlijnen
Niet van
toepassing De kwaliteit van de netspanning
moet overeenkomen met die van
een typische commerciële of
ziekenhuisomgeving.
Stootspanningen
IEC 61000-4-5 ± 1 kV lijn(en) naar
lijn(en)
± 2 kV lijn(en) naar
aarde
Niet van
toepassing De kwaliteit van de netspanning
moet overeenkomen met die van
een typische commerciële of
ziekenhuisomgeving.
Spanning dips,
korte
onderbrekingen en
spanningsvariaties
immuniteitstests op
stroomtoevoerlijnen
IEC 61000-4-11
0 % UT; 0,5 cyclus
bij 0°,45°,90°, 135°,
180°, 225°, 270°,
315°
Niet van
toepassing De kwaliteit van de netspanning
moet overeenkomen met die van
een typische commerciële of
ziekenhuisomgeving. Indien de
gebruiker van het apparaat het
moet blijven gebruiken bij
stroomonderbrekingen, wordt
aanbevolen het apparaat te
voeden via een ononderbreekbare
stroomvoorziening of een batterij.
0 % UT; 1 cyclus
70 % UT; 25/30
cyclus
0% UT; 250/300
cyclus
Voedingsfrequentie
(50 Hz/ 60Hz)
magnetisch veld
IEC 61000-4-8
30 A/m
50/60 Hz 30 A/m
50/60 Hz De magnetische velden van de
stroomfrequentie moeten zich
bevinden op niveaus die
kenmerkend zijn voor een typische
locatie in een typische
commerciële of
ziekenhuisomgeving.
OPMERKING: UT is de netspanning vóór de toepassing van het testniveau.
17
Richtlijnen en verklaring van de fabrikant - elektromagnetische immuniteit
Het apparaat is bestemd voor gebruik in de hieronder gespecificeerde elektromagnetische omgeving.
De klant of de gebruiker van het apparaat is er verantwoordelijk voor dat het in een dergelijke
omgeving wordt gebruikt.
Immuniteitstes
t
Testniveau IEC
60601
Nalevingsniveau Elektromagnetische omgeving -
richtlijnen
Geleide RF IEC
61000-4-6
3 Vrms
150 kHz tot 80 MHz 3
V RMS buiten de ISM-
band, 6 V RMS op de
ISM- en
amateurbanden
80% AM bij 1 kHz Niet van toepassing
Draagbare en mobiele RF-
communicatieapparatuur mag niet
dichter bij enig deel van het
apparaat, met inbegrip van de
kabels, worden gebruikt dan de
aanbevolen scheidingsafstand,
berekend aan de hand van de
vergelijking die geldt voor de
frequentie van de zender.
Aanbevolen scheidingsafstand
Uitgestraalde
RF IEC 61000-
4-3
10 V/m
80 MHz tot 2,7 GHz
80% AM bij 1 kHz
10 V/m
80 MHz tot 2,7 GHz
80% AM bij 1 kHz
80 MHz tot 800 MHz
800 MHz tot 2,7 GHz
Waarbij P het maximale
uitgangsvermogen van de zender
in watt (W) is volgens de fabrikant
van de zender en d de
aanbevolen scheidingsafstand.
De veldsterkten van vaste RF-
zenders, zoals bepaald door een
elektromagnetisch
locatieonderzoek, moeten in elk
frequentiegebied lager zijn dan
het conformiteitsniveau.
Er kan interferentie optreden in de
buurt van apparatuur die is
gemarkeerd met het volgende
symbool:
OPMERKING 1 Bij 80 MHz en 800 MHz is het hogere frequentiebereik van toepassing.
OPMERKING 2 Deze richtlijnen zijn mogelijk niet in alle situaties van toepassing. De
18
elektromagnetische voortplanting wordt beïnvloed door absorptie en reflectie van structuren,
voorwerpen en mensen.
A
Veldsterkten van vaste zenders, zoals basisstations voor radiotelefoons (mobiel/draadloos) en
landmobiele radio’s, amateurradio’s, AM- en FM-radio-uitzendingen en tv-uitzendingen kunnen
theoretisch niet met nauwkeurigheid worden voorspeld. Om de elektromagnetische omgeving
als gevolg van vaste RF-zenders te beoordelen, moet een elektromagnetisch locatieonderzoek
worden overwogen. Als de gemeten veldsterkte op de locatie waar het apparaat wordt
gebruikt, hoger is dan het toepasselijke RF-conformiteitsniveau hierboven, moet het apparaat
worden geobserveerd om de normale werking te controleren. Indien abnormale prestaties
worden waargenomen, kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn, zoals heroriëntatie of
verplaatsing van het apparaat.
B
In het frequentiebereik 150 kHz tot 80 MHz moeten de veldsterkten minder dan 3 V/m
bedragen.
Leidraad en verklaring van de fabrikant - elektromagnetische emissie
Het apparaat is bestemd voor gebruik in de hieronder gespecificeerde elektromagnetische omgeving.
De klant of de gebruiker van het apparaat is er verantwoordelijk voor dat het in een dergelijke omgeving
wordt gebruikt.
Emissietest
Naleving
Elektromagnetische omgeving - richtlijnen
RF-emissies CISPR 11 Groep 1
Het apparaat gebruikt alleen RF-energie voor zijn
interne functie. Daarom zijn de RF-emissies zeer
laag en is het niet waarschijnlijk dat ze storing
veroorzaken bij elektronische apparatuur in de
buurt.
RF-emissie CISPR 11 Klasse B Het apparaat is geschikt voor gebruik in alle
inrichtingen, met inbegrip van andere dan
huishoudelijke inrichtingen en inrichtingen die
rechtstreeks zijn aangesloten op het openbare
laagspanningsnet dat gebouwen voedt die voor
huishoudelijke doeleinden worden gebruikt.
Harmonische emissies IEC 61000-3-2
Niet van
toepassing
Spanningsvariaties/flikkeringsemissies
IEC 61000-3-3 Niet van
toepassing
Aanbevolen scheidingsafstanden tussen
draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur en het apparaat
Het apparaat is bedoeld voor gebruik in een elektromagnetische omgeving waarin uitgestraalde RF-
storingen worden beheerst. De klant of de gebruiker van het apparaat kan elektromagnetische
interferentie helpen voorkomen door een minimale afstand aan te houden tussen draagbare en mobiele
RF-communicatieapparatuur (zenders) en het apparaat, zoals hieronder wordt aanbevolen,
overeenkomstig het maximale uitgangsvermogen van de communicatieapparatuur.
Nominaal maximaal
uitgangsvermogen van
zender (W)
Scheidingsafstand naar gelang van de frequentie van de zender (m)
150 KHz tot 80 MHz
80 MHz tot 800 MHz
800 MHz tot 2,7 GHz
19
0,01 0,12 0,12 0,23
0,1 0,38 0,38 0,73
1 1,2 1,2 2,3
10 3,8 3,8 7,3
100
12
12
23
Voor zenders met een maximaal uitgangsvermogen dat hierboven niet is vermeld, kan de aanbevolen
scheidingsafstand d in meters (m) worden geschat aan de hand van de vergelijking die van toepassing is
op de frequentie van de zender, waarbij P het maximale uitgangsvermogen van de zender in watt (W) is
volgens de fabrikant van de zender.
OPMERKING 1 Bij 80 MHz en 800 MHz is de scheidingsafstand voor het hogere frequentiebereik van
toepassing. OPMERKING 2 Deze richtlijnen zijn mogelijk niet in alle situaties van toepassing. De
elektromagnetische voortplanting wordt beïnvloed door absorptie en reflectie van structuren, voorwerpen
en mensen.
Richtlijnen en verklaring van de fabrikant - elektromagnetische immuniteit
Het apparaat is bestemd voor gebruik in de hieronder gespecificeerde elektromagnetische omgeving. De
klant of de gebruiker van het apparaat is er verantwoordelijk voor dat het in een dergelijke omgeving wordt
gebruikt.
Testfrequentie
(MHz)
Band
a)
(MHz) Dienst a) Modulatie a) Maximaal
vermogen
(w)
Afstand
(m) IMMUNITEITSTESTNIVEAU
(V/m)
385
380-
390 TETRA 400
Pulsmodulatie
b) 18 Hz 1,8 0,3 27
450 430-
470 GMRS 460,
FRS 460
FM c)
±5 kHz
afwijking
1 kHz sinus
2 0,3 28
710 704-
787 LTE-band
13, 17 Pulsmodulatie
b) 217 Hz 0,2 0,3 9
745
780
810
800-
960
GSM
800/900,
TETRA
800,
iDEN 820,
CDMA 850,
LTE-band 5
Pulsmodulatie
b) 18 Hz 2 0,3 28
870
930
1720 1700-
1990
GSM 1800;
CDMA
1900;
GSM 1900;
Pulsmodulatie
b) 217 Hz 2 0,3 28
1845
1970
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226

Fysic FB150 Användarmanual

Kategori
Blodtrycksenheter
Typ
Användarmanual